De juf is een master

Afbeelding

Paulien Knol M.Ed.

Mijn inspanningen zijn niet voor niets geweest, ik ben nu officieel ‘Master of Education’. De opleiding was even wennen. Het was voor mij een tweede natuur geworden om moeilijke zaken in begrijpelijke taal uit te leggen, maar in mijn essays werd een academische schrijfstijl verwacht en moest ik mijn woorden vaak op een goudschaaltje wegen voordat ik ze durfde op te schrijven.

Het opzetten en uitvoeren van een eigen onderzoek vond ik niet het makkelijkste, maar wel het meest bevredigende onderdeel van de master-opleiding. Vooral ook omdat het resultaat goed ontvangen werd door praktijkbegeleiders in zorginstellingen, door mijn onderwijscollega’s en gelukkig ook door de leerlingen.

In het moderne beroepsonderwijs moeten leerlingen telkens aantonen over bepaalde competenties (vaardigheden) te beschikken. Die competenties leren ze onder meer in de praktijk tijdens hun stages. Een probleem is hoe die competenties op een betrouwbare manier beoordeeld kunnen worden, want daar heeft elke praktijkbegeleider en docent een eigen mening over. Om deze reden heb ik samen met de praktijk alle competenties die bij een leerjaar horen in één tabel gezet, met voor elke competentie een beschrijving van de eisen op drie niveau’s: beginner, gevorderd en expert. Uit mijn onderzoek bleek vervolgens dat dit een objectieve beoordeling bevorderde en dat de leerlingen beter snapten wat er van hen werd verwacht.

Voor meer informatie over de competentiematrix verwijs ik naar mijn artikel ‘Een competent oordeel over competenties’ in de Canon Beroepsonderwijs van ECBO:
klik hier voor het artikel.

 

Last van een writer’s block?

Paulien KnolEen deel van mijn blog-lezers vroeg zich openlijk af waarom er geen nieuwe stukjes van mijn hand verschenen. Zou ik soms getroffen zijn door een writer’s block? Gelukkig kan ik ze op dit punt geruststellen want ik schrijf momenteel meer dan ooit. Maar die stukken zijn bedoeld voor mijn zakelijke opdrachtgevers of voor de strenge docenten van de masteropleiding die ik volg. De echte oorzaak moet dan ook worden gezocht in een blokkerende agenda. En dat probleem is niet zo eenvoudig te verhelpen.

Tot anderhalf geleden liep het met de opdrachten voor mijn jonge bedrijf nog niet zo hard. Het inschrijven voor een tweejarige onderwijskundige masteropleiding leek qua time management dan ook geen enkel probleem op te leveren. Maar of de duvel ermee speelde, zodra ik als part-time student zat te zwoegen op mijn eerste essay kwam er een gestage stroom interessante opdrachten op gang waar ik geen nee tegen wilde zeggen.

Ik hoop dat er na het behalen van mijn master (medio 2015) tijd vrijkomt om het bloggen weer op te pakken. En wat ik erg leuk vind is dat ik onlangs figureerde in de blog van iemand anders. Naast ondernemer en student ben ik natuurlijk ook nog steeds docent verpleegkunde. Zie hiervoor de blog van Yvonne van Zuiden: http://www.maakwerkvanonderwijs.nl/docente-paulien-knol-het-blijft-zorgen-voor-mensen/ .

Paulien Knol

Betutteling voor de start

Afbeelding

Ik heb opnieuw mee gedaan aan de Alpe d’Huzes. Het was weer een geweldig feest met heel veel enthousiaste mensen die op hun eigen wijze een bijdrage leverden aan het Koningin Wilhelmina Fonds. Bijvoorbeeld door de berg op te fietsen, te rennen, te wandelen of door onderdeel te zijn van de omvangrijke vrijwilligersorganisatie. Op de berg is er een hartverwarmend saamhorigheidsgevoel en worden de talrijke emoties soms gedeeld met wildvreemde mensen. De onderlinge steun is geweldig en niemand hoeft alleen te klimmen. Er staan langs het hele traject supporters die de sporters naar boven praten of zingen en soms diegenen die stil dreigen te vallen een stukje de berg op duwen.

 

Om mee te kunnen doen moeten er verschillende hobbels worden genomen. Zo zijn naast de reis- en verblijfkosten een inschrijfgeld van 125 euro nodig en de verplichting om 2500 euro per deelnemer aan sponsorgeld in te brengen. Dit jaar kwam er een hobbel bij: de verplichte sportkeuring. Alle deelnemers moesten een verplichte keuring ondergaan die afhankelijk van de leeftijd kon oplopen tot 150 euro. Met 8000 deelnemers praten we hier over een totaal bedrag van een miljoen euro die niet ten goede kwam aan het goede doel maar aan de keuringsartsen.

 

Ik had om meerdere redenen grote moeite met deze verplichting:
• Het kost deelnemers veel geld
• Het geeft voornamelijk schijnzekerheid
• En het meest schrijnende: het is betuttelend.
Er wordt blijkbaar verondersteld dat we geen verantwoording voor ons eigen lichaam kunnen nemen. En waarschijnlijk wil men zich indekken tegen mogelijke klachten. Maar als het zo doorgaat, moeten we dan straks bij de aanschaf van een fiets, sportschoenen of zwembroek een keuringcertificaat aan de winkelier kunnen overleggen?

 

Het zou veel beter zijn als mensen leren om naar hun lichaam te luisteren. Iemand die ongetraind de Alpe d’Huez op wil komt er tijdens de eerste beklimming al achter dat zes keer omhoog op een dag te hoog gegrepen is. De doelstelling naar beneden bijstellen is dan de beste optie; hierbij neemt men verantwoording voor de eigen gezondheid.

 

Maar ik had regelmatig getraind en ik voelde me gezond. Er was dan ook geen haar op mijn hoofd die erover dacht om mijzelf te laten keuren. Ik voorzag enige discussie met de organisatie maar tot mijn geruststelling werd er bij de start nergens naar gevraagd. Niet gehinderd door een ontbrekend keuringscertificaat heb ik mijn doelstelling voor 2013 in goede gezondheid kunnen behalen: in een rustig tempo heb ik twee keer de top bereikt.

 

Bezuinigingen in de zorg – en bij de bingo kunt u een wasbeurt winnen

De zorg lijkt onbetaalbaar te worden en om die ramp te keren worden er vele plannen bedacht. Een ervan is om mensen die weinig zorg nodig hebben weer thuis te laten wonen. Het gaat hierbij om ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Op het eerste gezicht lijkt daar niets mis mee, maar …

Een van de redenen dat deze mensen weinig zorg nodig hebben is dat ze in een beschermde, veilige omgeving wonen. Als iemand met een verstandelijke beperking in een groep eet, kan hij dit waarschijnlijk zelfstandig en zal er geen indicatie aangevraagd worden voor hulp bij eten. Als dezelfde persoon op zich zelf woont zal hij hiervoor wel hulp nodig hebben. Er moeten immers boodschappen worden gedaan en dat betekent zorgen voor vervoer naar de winkel, kennis van ingrediënten om de juiste boodschappen te doen en omgaan met geld. En natuurlijk thuis op gezette tijden de tafel dekken en na afloop de afwas doen. Maar veel mensen met een verstandelijke beperking missen de vaardigheden om een huishouden te voeren.

Een analoge redenering geldt voor ouderen en chronisch zieken. Zorg die nu vrij eenvoudig in een instelling is te geven wordt bijzonder complex in een situatie waarin zelfstandig wordt gewoond.

Wie gaat de ‘eenvoudige zorg’ regelen als de verstandelijk beperkte zelfstandig woont of bij zijn ouders thuis? Het kan niet anders dan dat er een extra beroep wordt gedaan op familie en mantelzorg zoals dat veertig jaar terug nog gebruikelijk was. Dat hoeft niet per se verkeerd te zijn, maar de overheid vindt het ook belangrijk dat iedereen werkt. De combinatie van werk, eigen gezin en mantelzorger is heel erg zwaar. Dat is een beperkte periode vol te houden, maar op de lange termijn niet meer. En juist de groep chronisch zieken en verstandelijk beperkten hebben voor lange tijd zorg nodig.

Zijn er nog andere oplossingen te bedenken om de kosten van onze gezondheidszorg te verminderen? Ik denk dan zowel aan een aanpassing van de AWBZ als het blijvend kritisch kijken naar de organisatie van de gezondheidszorg.
De AWBZ, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, is ingevoerd om onverzekerbare risico’s te verzekeren. Iedereen kan door ziekte of een handicap afhankelijk worden van langdurige zorg. Maar er worden door de AWBZ nogal wat zaken vergoed die niet zozeer onder onverzekerbare risico’s vallen, neem bijvoorbeeld de hielprik en de verschillende vaccinaties. Mijn advies aan de overheid is om de AWBZ om te vormen tot waarvoor hij oorspronkelijk is bedoeld.
In de gezondheidszorg zijn volgens mij nog steeds bezuinigingen mogelijk. Ik denk hierbij aan minder regels, minder controle, minder administratie, minder onnodig screenen. Evalueer het effect van handelen en behandelen.

Alle bezuinigingen hebben nadelen. Maar laten wij er in elk geval voor zorgen dat de zorg voor de kwetsbare groepen in onze samenleving op peil blijft. Een regelmatige wasbeurt moet een recht blijven, niet een luxe-artikel dat bij de bingo kan worden gewonnen.

Kleinschalig zorgen voor mensen met dementie

Afbeelding

Onlangs verscheen het lesboek voor verzorgenden ‘Kleinschalig zorgen – voor mensen met dementie’. Het mooie aan dit boek is dat het laat zien dat je onder alle omstandigheden kleinschalig kan zorgen. Maar het vraagt wel om bepaalde kwaliteiten van de verzorgende.

 

Bij de kleinschalige aanpak wordt zorg aangeboden die aansluit bij de belevingswereld van de mens met dementie. Ieder mens denkt in beelden. Bij het woord ‘wc’ hoort een bepaald beeld. Dit beeld bestaat voor Nederlanders meestal uit een kamertje met een kleine wastafel en een toiletpot met zwarte of witte bril. In instellingen is de wc vaak een grote badzaal met douche, verhoogd toilet en veel ruimte voor de rolstoelbezitter. Mensen met dementie herkennen deze ruimte veelal niet als een wc en dit kan incontinentie tot gevolg hebben. Bij kleinschalig zorgen ga je in op de beelden. Je probeert om de woonruimte er voor de zorgvragers bekend uit te laten zien. Een bordje met ‘het is vandaag zaterdag’ schiet zijn doel voorbij. Belangrijker is dat de sfeer van zaterdag wordt gecreëerd. Daarnaast wordt bij kleinschalig zorgen een beroep gedaan op de mogelijkheden van de mens met dementie om zinvol bezig te zijn.

Dit vergt veel van de verzorgenden. Zij moeten beschikken over meerdere kwaliteiten zoals: inlevingsvermogen, creativiteit, improvisatietalent, kennis hebben van de geschiedenis, gewoontes, geuren en liedjes van de jaren 50. Ook moeten zij de zorgvrager als gelijkwaardig zien en goed kunnen samenwerken met collega’s.

Kortom kleinschalig zorgen vergt een andere visie op zorg. Het verpleeghuis is niet langer het eindstation waar men de bewoners een beetje moet bezighouden, maar een huis waar nog volop gezocht wordt naar een zinvolle levensinvulling voor mensen met dementie. Dat hoeft zich niet perse in een kleinschalige woonvorm af te spelen; het kan gelukkig in elke instelling. Maar het vergt wel een andere instelling van de zorg.

Kleinschalig zorgen, een mooi streven dat navolging verdient!

 

Auteurs: Angèle Jonker, Wilma Spijkers, Betty van Wijngaarden
Titel: Kleinschalig zorgen – Voor mensen met dementie
Uitgave: Reed Business, Amsterdam, 2012
ISBN: 9789035235168

 

 

Wat doen we met vader met de kerst?

Ik kreeg onlangs een interessante nieuwsbrief van Alzheimer Nederland onder ogen. Hierin stonden praktische tips om de feestdagen goed te laten verlopen voor gasten met dementie, bijvoorbeeld uw vader.

Voor gewone mensen verlopen de feestdagen vaak al bijzonder stressvol. Voor mensen met dementie bestaat het leven uit talloze onzekerheden en stress veroorzakende onvoorspelbaarheden. Met de genoemde tips kan de rust worden bewaard. Het opvallende vind ik dat ze ook voor gasten zonder dementie prettig kunnen zijn. Hier zijn ze in iets aangepaste vorm:
o Bespreek vooraf met uw vader of hij het prettig vindt om te komen
o Hou er rekening mee dat drukte niet prettig zal zijn
o Vraag hem om als eerste te komen, dan kunnen jullie nog even rustig samen zijn
o Geef uw vader de gelegenheid om tussendoor alleen te kunnen zijn en te rusten
o Een wandeling helpt de zinnen te verzetten en kan nieuwe energie geven
o Zet de vertrouwde familiegebruiken voort, maar maak het niet te druk
o Zing samen de bekende kerstliedjes, zeker als praten bij hem moeizaam gaat
o Betrek uw vader bij de bezigheden, geef hem een eenvoudige taak
o Leg voor iedereen grote servetten klaar en schep kleine porties op
o Zorg ook goed voor uzelf en verdeel taken over de familieleden.

Ik wens u allen rustige en sfeervolle dagen toe op de manier die u prettig vindt.

Paulien

All-inclusive (2)

Afbeelding

Terwijl de herfst merkbaar in aantocht is denk ik met genoegen terug aan mijn vakantie in Turkije. Het was mijn eerste ervaring met een all-inclusive vakantie,  een geheel verzorgde reis met transfer van vliegtuig naar hotel en eten en drinken inbegrepen. Het was een heerlijke vakantie waarbij ik nergens aan hoefde te denken: niet wat eten we vandaag, wie doet de boodschappen of wie maakt het huis schoon? Niemand vroeg me om ergens over mee te denken. Alle verantwoordelijkheid werd mij uit handen genomen, alles werd geregeld.

 

De eerste dag was nog wat onwennig, ik ging nog zelf mijn koffie en andere consumpties halen. De tweede dag was het al aardig gewend. Eten en drinken werden gebracht en er waren nog maar weinig redenen om uit mijn luie stoel te komen.
Hoe verder de vakantie vorderde des te luier ik werd. Het bed in de slaapkamer heb ik niet meer recht getrokken en zelfs naar het toilet gaan werd een hele onderneming. Stel je voor: het boek wegleggen, uit de stoel oprijzen, een stuk in de hitte lopen, enz.

 

Toen realiseerde ik mij hoe snel de afhankelijkheid en hospitalisatie kan gaan. Zou het ook zo in verpleeg- en verzorgingshuizen gaan? Zou juist het all-inclusive karakter, waarbij alles voor je wordt gedaan en bedacht, ervoor zorgen dat zorgvragers afhankelijk en lethargisch worden? En als dat zo is, hoe kan dat worden tegengegaan?

 

Er zijn initiatieven met kleinschalig wonen waarbij bewoners aangezet worden om hun bijdrage in het huishouden te leveren. Dit zijn goede projecten om de lethargie te doorbreken. Maar deze projecten stimuleren niet altijd tot zelf nadenken en zelf beslissingen nemen. Daarvoor is het nodig om de zorgvrager medeverantwoordelijk te maken voor de zorg. Dit kan door de zorgvrager keuzes voor te leggen, bijvoorbeeld: ‘wilt u nu uit bed of over een half uur?’. Stel vragen die stimuleren tot nadenken zodat de zorgvrager zo lang mogelijk onafhankelijk blijft denken en doen.

 

Opgeven is een optie

Afbeelding

Mijn eerste Alpe d’HuZes heb ik ervaren als een indrukwekkende combinatie van sport en emotie. Ik ben in de dagen voorafgaand aan het evenement drie keer naar boven gefietst en heb groot respect gekregen voor diegenen die meerdere malen achter elkaar de berg beklommen. Op de grote dag zelf maakte ik me nuttig in het verzorgingsteam. Velen bereikten moe maar voldaan de top, maar er waren ook deelnemers die over hun top binnenkwamen. Deze laatste groep had naar mijn mening beter naar hun lichaam moeten luisteren dan naar ‘opgeven is geen optie’, het motto van de Alpe D’HuZes.

 

En dan de vraag of dit een goed motto is als je getroffen wordt door kanker of een andere slepende ziekte? Het lijkt erop dat degenen die opgeven de verliezers zijn en diegenen die soms tegen beter weten in doorgaan de winnaars. Als je te horen krijgt dat je kanker hebt dan kom je in een medische molen terecht met allerlei behandelingen die in eerste instantie genezing als doel hebben. Maar bestraling, chemokuren en hormonen bestrijden niet alleen de kankercellen maar ook gezonde cellen. Soms slaat de behandeling aan en soms niet; het lijkt een loterij waarbij je geluk moet hebben.
Om alle behandelingen te ondergaan is wilskracht en moed nodig, maar vooral vertrouwen op de goede afloop. En als een behandeling niet aanslaat, ga je dan toch door omdat opgeven geen optie is?

 

Ik denk dat het belangrijk is dat zorgverleners ook oog hebben voor diegenen voor wie opgeven wel een optie is, die alles gegeven hebben maar die niet beter zullen worden. Dat zijn de mensen die keuzes moeten maken voor het leven. Wat wil je nog doen in de resterende tijd, met wie wil je die doorbrengen, hoe wil je waardig afscheid nemen en hoe wil je waardig sterven? Mensen die ‘opgeven’ moeten hierin beslissingen nemen en daarbij kan de zorgverlener hulp en steun bieden.

 

Ergens op de berg stond een ander motto geschilderd: ‘als je niet meer kunt, heb je alles gegeven’. Dat motto geldt voor alle mensen die niet beter worden en die geen uitzicht hebben op een waardig leven. Dan is opgeven wel degelijk een optie, maar ook een moeilijke keuze.

 

 

Opzien tegen een berg – deelname aan de Alpe d’ HuZes

Afbeelding

Ik vertrek dit weekend naar Frankrijk om komende week met een groep van school de Alpe d’Hues te beklimmen. En dan niet één keer maar meerdere keren. Dit alles om het onderzoek naar de voorkoming en genezing van kanker te sponsoren.

Ik ben niet geheel onervaren. Vorig jaar ben ik de berg tijdens mijn vakantie opgegaan, in mijn eentje op een gehuurde fiets. Het is voor mij een bijzondere berg, niet alleen omdat het een lange steile beklimming is, maar vooral door wat de berg met je doet. De beklimming is voor veel deelnemers een strijd in het hoofd om het verdriet de baas te kunnen, en een strijd met het lichaam omdat de berg zo zwaar is.

 

Het evenement Alpe d’HuZes staat voor mij symbool voor de moeilijkheden in het leven. De meeste deelnemers hebben te maken gehad met kanker. Sommigen hadden de ziekte zelf en bij anderen werden familieleden of vrienden erdoor getroffen.
Voor een niet-wielrenner als ik begint de berg al meteen zwaar. Je denkt dat je het nooit gaat redden want je ziet alleen de lange weg die je nog te gaan hebt. Dan komt het middenstuk, minder steil en dus makkelijker begaanbaar. Maar dan komt het laatste stuk. Dat is loodzwaar omdat het steil is, omdat het eind onbereikbaar ver in zicht is en omdat je moe bent, uitgeput. Dat is het moment dat alles in je wil stoppen en dat je het niet meer ziet zitten.
Wat is het dan goed als er een andere fietser naast je komt rijden die ziet hoe moeilijk je het hebt. Die aanbiedt om een stukje samen te fietsen, die je even een duwtje in de rug geeft zodat je weer verder kan.

 

Zo is het ook bij rouw en verdriet. Er zijn steeds momenten dat je mensen nodig hebt om weer verder te komen. Mensen die je op het juiste moment een steuntje, schouderklopje of omhelzing geven. Ook als zorgverlener is het belangrijk om te zien wat nodig is om steun te bieden als mensen het moeilijk hebben. Dat zijn de onbetaalbare momenten die het verschil maken.

 

 

Oscar nominatie voor Intouchables

Afbeelding

De Franse film Intouchables trekt al wekenlang veel bezoekers. Veel van mijn vrienden uit de zorg zijn al geweest en die vonden het de hoogste tijd worden dat ik hem ook ging zien. En daar kreeg ik geen spijt van. Deze humoristische film blijkt een voorbeeld te zijn voor iedereen die in de zorg werkzaam is.

 

Dit is wat ik zag. Een jonge werkloze allochtoon solliciteert zonder enige ervaring als verzorger bij een welgestelde invalide man. Hij spreekt zijn toekomstige werkgever direct aan als mens, hij lijkt de handicap niet te zien. Verder toont hij absoluut geen medelijden want in zijn ogen heeft de gehandicapte alles wat een mens zich kan wensen: een prachtig huis, een mooie badkamer, veel geld en een hele charmante assistente.

 

De gehandicapte komt vervolgens tot leven. Eindelijk treft hij iemand die hem volwaardig behandelt, die hem rechtstreeks aanspreekt. Maar ook iemand die niet doet alsof het normaal is om manueel ontlasting te verwijderen maar die dat zichtbaar smerig vindt. De allochtone verzorger laat de gehandicapte weer leven, opnieuw genieten van snelle wagens, mooie vrouwen, het nachtelijk leven. De verzorger geeft de zorgvrager het leven weer terug.

 

Als je werkzaam bent in de zorg, doe dan als de jonge allochtoon. Probeer zieken en gehandicapten te zien als mens, spreek hen aan op hun verantwoordelijkheid om iets te maken van het leven en ondersteun hen daarbij. Wat mij betreft mag men een Academy Award instellen voor ‘Best Health Care Film’. En dan nomineer ik Intouchables voor een Oscar vanwege de voorbeeldige interactie tussen verzorger en zorgvrager.