Vijfentwintig jaar zorgonderwijs

Het is een mooi moment voor een terugblik op het MBO-zorgonderwijs. De reden is dat ik 25 jaar in dienst ben van het Talland College, voorheen het Horizon College. Ik geef hier les aan aankomend verpleegkundigen en verzorgenden.

Nog nooit heb ik ergens zo lang gewerkt als bij mijn huidige werkgever. Is dat niet verschrikkelijk saai? Nee, helemaal niet. Dat komt doordat het onderwijs voortdurend in beweging is. Elke vier of vijf jaar komt er een andere onderwijsvisie en gaan we het allemaal helemaal anders doen. Maar het is natuurlijk de vraag of er in essentie veel verbeterd is.

Toen ik als docent begon, werkten we samen met drie praktijkinstellingen: een regulier ziekenhuis, een psychiatrisch ziekenhuis en een instelling voor verstandelijk gehandicapten. Er was maandelijks overleg en de instellingen hadden een grote inhoudelijke inbreng in het onderwijs. We kenden elkaar, de lijnen waren kort. Mentoren gingen op stagebezoek en bleven daardoor goed op de hoogte van ontwikkelingen in de beroepspraktijk.

Door veranderingen verloren veel docenten het contact met de praktijk. Zo worden stagebezoeken nu ‘efficiënt’ uitgevoerd door aparte functionarissen en helaas niet meer door de betrokken docenten. Daarnaast worden vernieuwingen vaak ingebracht door onderwijsdeskundigen. Deze weten veel van onderwijs maar missen de ervaring uit de beroepspraktijk. Positief aan hun inbreng is overigens de verhoogde aandacht voor studievaardigheden en het bevorderen van het leerproces. Een laatste verandering is dat tegenwoordig veel docenten worden aangenomen zonder verpleegkundige achtergrond. Zij kunnen hun kennisoverdracht niet ondersteunen met voorbeelden uit hun eigen carrière en dan sta je bij kritische studenten met 1-0 achter.

Het fijne aan organisaties met veel vernieuwingsdrang is dat na verloop van tijd goede ideeën uit het verleden kunnen terugkeren. Zo werk ik al zes jaar met veel plezier bij het ‘Fieldlab kleinschalige dementiezorg’. Deze onderwijsontwikkeling ontstond uit een probleem. Verschillende instellingen met kleinschalige dementiezorg waren niet tevreden over de inhoud van het onderwijs, het sloot niet aan bij de praktijk. Bij het Fieldlab werken momenteel acht zorginstellingen en twee onderwijsinstellingen nauw samen[1]. Er wordt praktijkgericht onderwijs gegeven waarin de praktijk echt leidend is. Regelmatig hebben Ellen van der Gaag van Vonk en ik overleg met de praktijkopleiders van de instellingen. De lessen worden niet alleen door Ellen en mij gegeven maar ook door de praktijkopleiders. Deze zijn aanwezig bij de lessen en ze hebben ook de praktijkopdrachten gemaakt vanuit de visie van de betrokken zorginstellingen. Onlangs scoorde het Fieldlab in een audit dikke voldoendes met als toevoeging ‘dit is onderwijs dat navolging verdiend’.

Voor mij is door het Fieldlab de cirkel rond. We werken gelukkig weer veel samen met de praktijk met als verbetering dat er meer aandacht is voor het leerproces van de studenten dan vroeger.

[1] Onderwijsinstellingen: Talland College en Vonk  —  Zorginstellingen: Reigershoeve, WarmThuis, Woonzorggroep Samen, Alkcare, De Pieter Raat Stichting, Zorggroep Tellus, Jonkerszorg en Horizon Zorgcentrum

Zorgonderwijs in Finland

Finland ZorgonderwijsDe mei-vakantie heb ik nuttig besteed aan een studiereis naar Finland. Dit land wordt tenslotte vaak geprezen als een onderwijskundig Walhalla. Ik heb er in Jyväskylä meerdere gesprekken kunnen voeren met collega-docenten uit het zorgonderwijs en ik mocht er diverse lessen bijwonen.

Mijn eerste interesse betrof het vaststellen van de verschillen met het Nederlandse zorgonderwijs. Zo duurt de opleiding voor verpleegkundige bij ons vier jaar waarbij in het laatste jaar gekozen wordt voor een van de vier uitstroomrichtingen: ‘verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg’, ziekenhuiszorg,  gehandicaptenzorg en psychiatrie. In Finland duurt de opleiding slechts drie jaar met eveneens een specialisatie in het laatste jaar. Het aantal uitstroomrichtingen is echter negen, waaronder tandartsassistente,  ‘kind- en jeugdzorg’ en ‘emergency care’. De eerste jaren van de opleiding zullen daarom verschillend worden ingevuld. De Nederlandse verpleegkundige krijgt de specialisatie-onderwerpen op een instapniveau aangeboden in de onderbouw en dat geldt ook voor de Finse ‘nurse practioner’. Echter, bij ons gaat het om vier onderwerpen tijdens drie jaar onderbouw en in Finland om negen stuks in twee jaar. Het ligt daarom voor de hand dat de uitstroomniveau’s voor die onderwerpen in Nederland en Finland zullen verschillen.

Toetsen en examineren heeft mijn speciale interesse. Anders dan bij ons blijkt er in Finland vrij weinig getoetst te worden. De achtergrond is principieel van aard, men verwacht een lerende houding en interesse voor de leerstof; een te controlerende houding van de opleiding zou hierbij kunnen afschrikken. Voor alle leerlingen wordt een persoonlijk  leerplan opgesteld en de docent beoordeelt aan de hand van het  portfolio van de leerling of deze het gewenste niveau heeft behaald.

In de loop van het laatste jaar doet men examen. De leerling stelt een plan van aanpak op om de vooraf beschreven competenties te behalen. De competenties zijn landelijk vastgesteld. In dit plan van aanpak beschrijft de leerling hoe de competenties moeten worden behaald en daarvoor worden per leerling andere afspraken gemaakt. De examenperiode valt samen met de laatste stageperiode van zes weken en hierin worden de competenties getoetst. De leerlingen krijgen dus alleen een praktijkexamen. De theoretisch kennis wordt  na het doorlopen van de onderbouw verondersteld voldoende te zijn. Overigens zullen de leerlingen bij een goedgekeurd plan van aanpak  alleen nog voor het examen zakken indien ernstige fouten worden gemaakt, denk aan het in gevaar brengen van het leven van een patiënt. De leerlingen mogen pas examen doen na herhaaldelijke oefenen in de praktijk. De beoordeling van elke competentie is minimaal ‘voldoende’ en anders wordt het ‘goed’ of ‘heel goed’. Vanuit de arbeidsmarkt is er een gezonde prikkel om voor  de laatste twee opties te gaan. Want als er alleen maar voldoendes  op iemands cijferlijst staan is de kans op een relevante baan nihil.

Waar komt toch de grote belangstelling voor het Finse onderwijssysteem  vandaan? Ik heb er geen uitvoerig onderzoek naar verricht maar kan wel aangeven wat mij is opgevallen. Allereerst is er de gratis warme lunch voor leerlingen; fijn dat men zich niet beperkt tot het verstrekken van geestelijk voedsel. En de lunch is bepaald niet het enige dat gratis is – voor het hele onderwijs hoeft namelijk niets te worden  betaald. In tegenstelling tot Nederland doet men trouwens ook niet bekrompen over het stapelen van studies. Zo sprak ik een leerling die was geslaagd in de populaire specialisatie ‘emergency care’ maar daar geen werk in had kunnen vinden. Die was nu opnieuw bezig aan het  laatste jaar, maar dan met een uitstroomrichting die beter aansluit bij de arbeidsmarkt.
Het gratis onderwijs heeft ook een positieve uitwerking op het  opleidingsniveau van de docenten gehad en de meesten hebben een master  afgerond. Waar ik een paar jaar geleden aanhikte tegen de kosten van een masteropleiding (16.000 euro) vormt dit voor Finse collega’s geen enkel obstakel. Het onderwijssysteem lijkt mij erg kostbaar al heb ik horen vertellen dat het niet veel duurder zou zijn dan ons systeem. Ik kan het mij moeilijk voorstellen als ik ook nog mijn indruk meeneem dat er per leerling veel meer docenten werkzaam zijn. Echter, ook in Finland moet men bezuinigen en mijn Finse collega’s vrezen de ophanden zijnde efficiency-slag.

Ik  ben te kort in Finland geweest om te kunnen vaststellen of zich hier de onderwijskundige hemel bevindt. De werksfeer en onderwijskundige mogelijkheden leken me in elk geval prima in orde.
Waar ik erg van genoten heb was een sterke overeenkomst tussen de Nederlandse en Finse leerling. En dan bedoel ik niet het voortdurend gespeel met smartphones tijdens de lessen maar het volgende. Als ik vroeg naar hun ervaringen met school waren ook de Finse leerlingen ervan overtuigd dat ze de belangrijkste kennis opdeden tijdens hun praktijkstages en vrijwel niets nuttigs leerden op school. Ik weet dat het niet zo is, maar dat verandert niets aan het blijkbaar universele beeld van de leerling.