Opzien tegen een berg – deelname aan de Alpe d’ HuZes

Afbeelding

Ik vertrek dit weekend naar Frankrijk om komende week met een groep van school de Alpe d’Hues te beklimmen. En dan niet één keer maar meerdere keren. Dit alles om het onderzoek naar de voorkoming en genezing van kanker te sponsoren.

Ik ben niet geheel onervaren. Vorig jaar ben ik de berg tijdens mijn vakantie opgegaan, in mijn eentje op een gehuurde fiets. Het is voor mij een bijzondere berg, niet alleen omdat het een lange steile beklimming is, maar vooral door wat de berg met je doet. De beklimming is voor veel deelnemers een strijd in het hoofd om het verdriet de baas te kunnen, en een strijd met het lichaam omdat de berg zo zwaar is.

 

Het evenement Alpe d’HuZes staat voor mij symbool voor de moeilijkheden in het leven. De meeste deelnemers hebben te maken gehad met kanker. Sommigen hadden de ziekte zelf en bij anderen werden familieleden of vrienden erdoor getroffen.
Voor een niet-wielrenner als ik begint de berg al meteen zwaar. Je denkt dat je het nooit gaat redden want je ziet alleen de lange weg die je nog te gaan hebt. Dan komt het middenstuk, minder steil en dus makkelijker begaanbaar. Maar dan komt het laatste stuk. Dat is loodzwaar omdat het steil is, omdat het eind onbereikbaar ver in zicht is en omdat je moe bent, uitgeput. Dat is het moment dat alles in je wil stoppen en dat je het niet meer ziet zitten.
Wat is het dan goed als er een andere fietser naast je komt rijden die ziet hoe moeilijk je het hebt. Die aanbiedt om een stukje samen te fietsen, die je even een duwtje in de rug geeft zodat je weer verder kan.

 

Zo is het ook bij rouw en verdriet. Er zijn steeds momenten dat je mensen nodig hebt om weer verder te komen. Mensen die je op het juiste moment een steuntje, schouderklopje of omhelzing geven. Ook als zorgverlener is het belangrijk om te zien wat nodig is om steun te bieden als mensen het moeilijk hebben. Dat zijn de onbetaalbare momenten die het verschil maken.